VAN KEULEN ONGEVEER

Op een gegeven moment, eind jaren zeventig, was
hij aan het werk in een lage, nauwe ruimte onderaan
de trap van de hal naar beneden, in het museum
in Eindhoven waar, omdat er alleen lamplicht was,
gewoonlijk werk op papier werd opgehangen.
Wat terzijde: ons eigen, kleine prentenkabinet.
Eigenlijk was het passend dat de jonge Floor van
Keulen juist daar, in die schemerachtige spelonk,
een wandschildering stond te maken. Smal en
frêle van gestalte, aarzelend in beweging stond hij
daar in eerder donker licht. Hij schilderde met de
vreemde concentratie van een monnik die teksten
prevelt: dat soort trance, dacht ik. Aan de spanning
in zijn licht gebogen rug was te zien met welk
een aandacht hij bezig was, het trillende penseel
omzichtig aan het zoeken was waarmee de kronkelende
lijn nu weer draaien zou. Floor was namelijk
niet bezig met het uitvoeren van een ontwerp.
Hij schildert op de muur. Vaak, maar niet altijd, is
die muur met papier bespannen. Maar dat doet er
niet toe – want, preciezer gezegd, schildert hij niet
op de muur maar vooral in de ruimte. Dat zit zo
ongeveer: voor een nog leeg schilderij (linnen op
een spieraam gespannen) staat de schilder, klaar
om te beginnen, als voor een voltooide, overzichtelijke
rechthoek. Dat begrensde beeldvlak heeft
randen rondom, verder horizontale en verticale
middellijnen en een middelpunt – en daarmee
geeft dat vlak, als je ernaar kijkt, onvermijdelijk
de indruk van een schema. Boven en onder en
links en rechts en alle intervallen daartussen. In de
klassieke schilderkunst zie je schilders daar rekening
mee houden, bij het in het beeld uitzetten
van de compositie. Toen Pollock voor het maken
van de onnavolgbare drippings het stuk linnen op
de vloer uitlegde, deed hij dat om er omheen te
kunnen lopen, er overheen zelfs. Door het vlak zo
van alle kanten te bekijken, maakte hij zich van
het schema los. Zonder voorgegeven richting en
los van een idee van een middelpunt (en visueel
zwaartepunt), kon hij heel anders gaan ronddwalen
dan andere schilders vóór hem konden. De nevels
van kleurslierten en kleurspatten die op het doek
neerdaalden en achterbleven, zijn onpeilbaar. Ze
zijn abstract maar niet, laat ik zeggen, op de illusionistische,
Europese manier, want: they are just
real, zou Donald Judd gezegd hebben. Zo concreet
zijn ze, en uiteindelijk ook zo vormloos – als
vlagen druppels die tijdens een winderige regenbui
over het water zwiepen. Maar ook die vergelijking
is alweer suggestief. Wat Pollock ons voor
ogen toverde, zijn beelden die volstrekt nieuw zijn
en daarvoor in de wereld niet bestonden.
Wat Floor van Keulen, denk ik, voor ogen begon
te zweven (letterlijk, als fata morgana) was precies
die vormloosheid – dat wil zeggen: woekeringen
van vorm die zich niet laten afremmen of
begrenzen door een dwingend gevoel van schema
of voorgeschreven richting. Omdat er in zijn praktijk
van schilderen, als hij eenmaal bezig is, geen
grenzen in zicht zijn, kan hij net als Pollock ook
daar beginnen waar het hem het beste uitkomt.
Daarna ziet hij wel. Door verder het te beschilderen
stuk muur van begin af aan als een fragment
te beschouwen, in een ruimte met andere muurstukken
en dus allerlei uitwegen, was er ook geen
reden een lopende schildering hoe dan ook te voltooien.
Zo is in dit boek goed te zien hoe zijn werk
door de jaren gegroeid is als een doorlopende
aaneenschakeling van meer of minder kleurrijke
kluwens en fragmenten. Onduidelijk is eigenlijk
16 waar het ene werk dan toch eindigt en, op een
andere plek, weer doorgaat in een volgend fragment.
Soms, denk je, houden werken van Floor van
Keulen simpelweg op wanneer het uitspansel van
wand en ruimte vol is.
Ik zag hem jaren geleden dus aan het werk – en
zoals ik al zei, zonder vooropgezet plan of ontwerp.
Hij had ook niet precies kunnen (of willen)
uitleggen wat hij ongeveer zou gaan schilderen –
het hele idee was immers dat hij zonder duidelijk
plan van start zou gaan. Nu doen ook andere
schilders dat maar als je op het gegeven vlak van
een schilderij begint, ook zomaar, heb je binnen
de begrenzing van zo’n rechthoek toch een
zeker overzicht. Misschien ontstaat er dan in de
manier waarop je begint en dan verder gaat toch
een gevoel van doelgerichtheid. In andere gevallen
van hedendaagse muurschildering, van Sol
LeWitt bijvoorbeeld, ontwerpt de kunstenaar een
geometrisch-abstracte strategie, anders gezegd
een modus operandi waarmee dan in principe
alle wanden van een gegeven ruimte, hoe groot
ook, kunnen worden volgeschilderd. Zulke werken
konden dan ook door speciale assistenten worden
uitgevoerd – beter zelf, meende LeWitt. Maar
Van Keulen moet alles zelf maken. Ik heb gezegd
dat ik hem zag schilderen alsof hij stond te prevelen.
Zijn inspiraties daarbij zijn zo persoonlijk, en
steeds bewust dwalend zonder plan, dat hij wat
te doen is ook niet zou kunnen uitleggen. Wat hij
ergens begint te schilderen (als ongeveer een performance)
zijn intuïtief getekende en gekrabbelde
figuren, poppetjes eigenlijk, krullen en ornamenten.
De schildering wordt vooruitgeholpen door
onnavolgbare figuurlijke invallen en kleuren die
dan net zo verward in elkaar vervlochten raken als
de slierten van Pollock. Soms zijn de flarden ook
18 2007, 31 x 23 cm
Rudi Fuchs: Van Keulen, ongeveer
abstract of zelfs half-geometrisch – maar dan nog
blijven het bizarre figuren in deze wonderbaar
beweeglijke commedia dell’arte die op de muur
groeit als wolken. Het zijn associaties rond figuren
die dan weer andere oproepen. Invallen produceren
invallen. Met woorden kun je dat imiteren – stel
ik begin met een krul:
oor, en oor, dwars omgekeerd, mask er en rode
neus, rode
schouder, arm uitgest oken, hand en vuist en
toeter, wimpel
bij raa m, gouden regen, venst erbank daarv oor,
vogel vliegt
uit oor, uit het raa m, tuss en gele takk en, vogel
op wiMpel
gondel op wit wat er, krul va n viss en, snav el
en neus en
oog met wimper, krul paars , krullende groene
lok rond oor.
Enzovoort: zo ongeveer verloopt het mompelende
schilderen van Floor van Keulen. Ook herinner ik
me de onuitputtelijkheid van zijn verbeelding toen
hij bezig was – met de schildering die in zichzelf
verzonken in alle richtingen op drift raakt.

Rudi Fuchs